Sumeriërs waren al ver gevorderd in de sterrenkunde en de fytotherapie. In Mesopotamië werkten artsapothekers samen met zieners en bezweerders. Babylon had een tuin met 64 geneeskrachtige planten. De eerste openbare apotheek was in Bagdad.
Bekende kloostertuinen waren in Sankt Gallen en Reichenau (Zwitserland). Ook Hildegard von Bingen (Duitsland) had een grote kennis van geneeskrachtige planten.
Medische en farmaceutische kennis is naar West-Europa gekomen via Constantinopel, Rome en Arabië. In Brugge werden kruiden verhandeld in de Cruydhalle. Bij ons (NL) was dat in Dordrecht. In de 17e eeuw verschenen veel Pharmacopoea en Antidotaria (receptboeken). De stadsdokter moest de patiënten bij voorkeur groene levende kruiden aanwijzen, die zij dan zelf konden verzamelen. Als dat niet kon schreef hij een recept uit. Apothekers hadden vaak een tuin bij hun woning of apotheek. Ook kwam het voor dat zij een kamer in een ziekenhuis hadden, waar zij dan aanwezig moesten zijn. In de tuin bij het ziekenhuis konden zij geneeskrachtige planten kweken. De Haagse stadsdokter en botanicus Martinus Wilhelmus Schwenke had een Hortus Medicus aan de Bezuidenhoutseweg. Deze gebruikte hij voor onderzoek en om leerling-apothekers en aankomende chirurgijns wegwijs te maken in de botanie.
Behalve geneesmiddelen verkochten apothekers allerlei andere zaken die wij momenteel bij een drogist zouden kopen en wijnen (bijvoorbeeld Hypocras, clareyt of granaet) en likeuren. Zij werden vroeger dan ook gelijkgesteld aan herbergiers en mochten 's avonds tot een bepaald uur open zijn. Verder werden er zelfs geconfijte vruchten en suikerwerken gemaakt.